Eeuwenoude wortels: van Iberiërs tot Moren
La Vall de Laguar, gelegen in het hart van de Marina Alta in Alicante, is niet zomaar een vallei. Hier, tussen de bergen en de Middellandse Zee, liggen verhalen van eeuwenoud verzet, culturele bloei en hardnekkige overleving in de stenen terrassen en smalle straatjes van haar drie dorpen: Campell, Fleix en Benimaurell. De historie van deze vallei begint al ver voor de christelijke jaartelling. Archeologische vondsten in de omgeving getuigen van nederzettingen uit de tijd van de Iberiërs en later de Romeinen. Kleine muurtjes, potten en overblijfselen van terrassen wijzen op een lange traditie van landbouw en bewoning op deze steile hellingen.
De Moorse periode: een gouden tijd
Vanaf de 8e eeuw werd het gebied onderdeel van al-Andalus, het Moorse rijk dat grote delen van het Iberisch Schiereiland omvatte. Onder de Moren bloeide de vallei op. Ze bouwden geraffineerde irrigatiesystemen, terrassen voor de landbouw en compacte dorpen die naadloos opgingen in het landschap. Het was een tijd van relatieve welvaart: de vruchtbare grond leverde amandelen, druiven en olijven, en de dorpen waren knooppunten van lokale handel.
De namen van de dorpen en van de vallei zelf getuigen nog steeds van deze tijd. De Moren noemden het gebied ‘al-Lawwar’, wat waarschijnlijk ‘de bochtige’ of ‘de verborgen plek’ betekent — een verwijzing naar het grillige en moeilijk toegankelijke terrein. In deze periode ontwikkelden Campell, Fleix en Benimaurell zich tot levendige kleine gemeenschappen, met een sterke verbondenheid en diepgewortelde tradities.
De Reconquista: een kantelpunt
De middeleeuwen brachten grote veranderingen. Vanaf de 13e eeuw veroverden de christelijke legers van koning Jaime I van Aragón langzaam maar zeker de regio terug op de Moren. La Vall de Laguar kwam onder christelijke heerschappij, maar de Moorse bevolking mocht in eerste instantie blijven als mudéjares (onderworpen moslims). Ze betaalden hogere belastingen en mochten hun geloof en gewoonten behouden, zolang ze zich loyaal opstelden tegenover de kroon.
Deze wankele balans hield enkele eeuwen stand, maar de spanningen bleven sluimeren. De vallei werd bekend als een plek van hardnekkig verzet en eigenzinnigheid, waar de Moren vasthielden aan hun taal, cultuur en religie, ondanks de groeiende druk om zich te bekeren.
De opstand van de Moriscos en hun verdrijving
Het meest dramatische hoofdstuk in de geschiedenis van La Vall de Laguar speelde zich af aan het begin van de 17e eeuw. Na een reeks opstanden en toenemende intolerantie werden de Moriscos — moslims die zich formeel tot het christendom hadden bekeerd maar in het geheim hun oude geloof bleven uitoefenen — definitief het land uitgezet.
De vallei, door haar geïsoleerde ligging en ontoegankelijke terrein, werd het toneel van een van de laatste en meest verbitterde verzetshaarden van de Moriscos. In 1609, na het Edict
van Koning Filips III dat de verbanning van de Moriscos beval, trokken duizenden van hen zich terug in de Barranc de l’Infern en de omliggende bergen. Hier boden zij wekenlang verzet tegen de christelijke troepen, in een uitzichtloze strijd. Uiteindelijk werden ze overwonnen en gedwongen te vertrekken naar Noord-Afrika. De terrassen, huizen en akkers bleven achter, verlaten en verwoest.
Deze gebeurtenis markeerde het einde van een tijdperk. De vallei liep leeg en werd pas langzaam weer bevolkt door christelijke kolonisten uit andere delen van het koninkrijk Valencia en Aragón. Zij brachten hun eigen gebruiken mee, maar de sporen van de Moriscos bleven zichtbaar in de bouwstijl, de terrassen en de plaatsnamen.
De 18e en 19e eeuw: landbouw en overleven
In de eeuwen daarna herstelde de vallei zich langzaam. Nieuwe bewoners bewerkten opnieuw de akkers, herstelden de terrassen en herbouwden de huizen. De dorpen bleven klein en relatief geïsoleerd, maar de vruchtbare bodem en de veerkracht van de mensen zorgden ervoor dat de vallei bleef bestaan. De economie was vooral gebaseerd op landbouw: amandelen, druiven, olijven en honing waren de belangrijkste producten. In de 19e eeuw kende de vallei zelfs een kleine opleving dankzij de export van rozijnen en wijn naar Noord-Europa.
Toch bleef het leven hier hard. De steile terrassen vereisten eindeloos onderhoud, en de beperkte opbrengsten dwongen veel jongeren om hun geluk elders te zoeken. Velen trokken naar de steden aan de kust of emigreerden naar Zuid-Amerika en Noord-Afrika in de hoop op een beter bestaan.
De 20e eeuw: leegloop en herontdekking
De 20e eeuw bracht nieuwe uitdagingen. Door de industrialisatie en de opkomst van het toerisme aan de kust vertrokken steeds meer bewoners, op zoek naar werk en modern comfort. De dorpen liepen leeg en raakten in verval. Toch bleef de vallei bewoond, gedragen door de ouderen en enkele hardnekkige families die weigerden hun geboortegrond op te geven.
Vanaf de jaren tachtig kwam er een kentering. Buitenlanders — vooral Noord-Europeanen — ontdekten La Vall de Laguar als een plek van ongekende schoonheid en rust. Zij kochten en restaureerden verlaten huizen, brachten nieuw leven in de dorpen en hielpen mee om de culturele tradities levend te houden. Vandaag de dag is de vallei een harmonieuze mix van oude en nieuwe bewoners, met een diep respect voor de geschiedenis die hier overal voelbaar is.
Een levend verleden
Wie nu door de straten van Campell, Fleix of Benimaurell wandelt, ziet de sporen van deze lange en bewogen geschiedenis. De stenen huizen en trappen, de fonteinen en terrassen, de smalle paden die zich langs de bergen slingeren — allemaal vertellen ze verhalen van strijd, verlies, herstel en overleving. De vallei herinnert je eraan dat geschiedenis niet iets is dat achter ons ligt, maar iets dat nog altijd aanwezig is in de mensen, de stenen en de stilte van de bergen.